Deze bouwmeester en beeldhouwer was de zoon van Cornelis Dobbe, timmerman, en van Anna Cunera van der Velden en werd op 26 januari 1832 geboren te Sassenheim. We weten dat hij de eerste maanden van 1862 in Veghel woonde en daarna naar Den Bosch kwam, waar hij datzelfde jaar op 11 september huwde met Maria Emma Lisa Ida van Pelt (geboren op 11 juli 1838). Ze dreven een handel in natuursteen aan de Smalle Haven, geheten Dobbe-Van Pelt. Hun woning stond aan de Orthenstraat, wijk B nummer 79, en had een verbinding met de opslagplaats/werkplaats aan de Smalle Haven. Het echtpaar Dobbe-Van Pelt kreeg meerdere kinderen: Cornelis Maria Josephus Alphonsus (Jozef) werd geboren in 1864 en overleed als missionaris in 1900 in Mongolië (zie: Bossche Encyclopedie). Anna Josephina Maria kwam ter wereld op 10-10-1865 en werd begraven in Orthen op 31 januari 1945. In 1867 werd zoon Hugo geboren, hij overleed na twee maanden. In 1868 werd de volgende zoon, Theodorus, geboren die het jaar daarop overleed. In 1870 kwam Gerardus L.J.M. ter wereld die in 1947 overleed en werd begraven in Orthen. Daarna kwam Albertus A.J.L.M. In 1901 was hij patiënt te Voorburg in Vught. Hij overleed op 4 juni 1936 te Driel. Het laatste kind, een dochter, Josephina Maria Johanna leefde slechts tien jaar, van 1874 tot 1884. Ze stierf in Melsele (B). Maria van Pelt, de echtgenote van Hugo Cornelis Dobbe, overleed op 36-jarige leeftijd, op 16 juni 1875. Hij hertrouwde met Alida Maria van Vugt (geboren ´s-Hertogenbosch 9 september 1835) op 2 mei 1878. Ze overleed op 1 februari 1885 en werd in Orthen op 3 februari 1885 bijgezet. Ze is 49 jaar geworden. Het echtpaar Dobbe-Van Vugt kreeg twee kinderen. In 1879 een dochter, Elisabeth Theodora Alphonsa Maria. Ze werd in het familiegraf bijgezet op 22 oktober 1960. Het zoontje uit 1880, Alphonsus, is nog geen drie maanden oud geworden. In het familiegraf in Orthen werden achtereenvolgens bijgezet: Maria Dobbe-Van Pelt in 1875, Alida Dobbe-Van Vugt in 1885, Hugo Cornelis Dobbe in 1903, Anna Dobbe in 1945, Gerardus Dobbe in 1947 en Elisabeth Dobbe in 1960. De graven zijn geruimd in 1953 en toen is het monumentale grafmonument verplaatst; het is dicht bij de bisschopskapel gelegen op de begraafplaats Groenendaal in Orthen. Het werd gemaakt door Dobbe zelf. Werkzaamheden als architect en steenhouwerHij bouwde verschillende kerken in de naaste omgeving. Voor Haarsteeg (gemeente Heusden) ontwierp hij de H. Lambertuskerk in 1873. Het is een gemeentelijk monument. De pastoor van Hedel gaf opdracht aan H.C. Dobbe tot de bouw van de Willibrorduskerk, met toren en pastorie. Deze kerk werd in 1879 ingewijd. Tijdens de bevrijding van het dorp in 1945 is de kerk in een puinhoop veranderd.In Megen staat de St. Servatiuskerk, een driebeukige neogotische basiliek uit 1872, zonder transept, maar met een toren, het is een rijksmonument.
In Orthen stond de H. Lambertuskerk van 1887. Deze kerk van Dobbe is in 1962 gesloopt.
Voorts ontwierp hij talrijke grafmonumenten, eerst in Veghel, een vijftal, voor notabelen, later ook in Orthen. Rondom de kapel van de begraafplaats Orthen zien we verscheidene monumentale graven van bekende Bosschenaren. Van de familie Rouppe van der Voort (ca. 1900), van de familie Th. Halewijn (uit 1894), het familiegraf van J.W.R. van Gulick en diens vrouw H.J.M. Luijckx (ca. 1900), karakteristiek vanwege de obelisk, het graf van de zanger Willem Deckers (ca.1899) en de fraaie gebeeldhouwde natuurstenen grafkist van H.C. Dobbe zelf, alsof er een rouwlaken over gedrapeerd is, zo kunstzinnig gehouwen. Er werden vijf leden van de familie Dobbe bijgezet. In 1953 werd het grafmonument verplaatst en de stoffelijke resten geruimd. Alle genoemde graven zijn rijksmonumenten.Voor Vlijmen ontwierp H.C. Dobbe het gemeentehuis in 1870, gebouwd in eclectische stijl, met een klokkentorentje boven het tympaan. Het staat in de Julianastraat 34. In 1893 ontwierp hij het gymnasium van de Norbertijnen in Heeswijk. Hij ontleende de vormen aan de neorenaissance. Het is nog steeds te herkennen. De Congregatie van de zusters van de Choorstraat liet in Orthen, aan de Rijksweg 113, het Sint Jozefgesticht bouwen door Dobbe, in 1889/1890. De congregatie had de grond met de gebouwen in 1888 gekocht van de gegoede familie Van Meerwijk.1 Het huis moest meteen al opgeknapt worden en daarna volgden verbouwingen en de nieuwbouw van Dobbe. Het gesticht verschafte vanaf 16 mei 1890 onderdak aan het klooster, de bewaarschool, de lagere meisjesschool en het patronaat en internaat, onder andere voor de opvoeding van weeskinderen. Een boerderij, bakkerij en wasserij ten behoeve van de Congregatie hoorden er bij. Het complex lag achter de toenmalige St. Lambertuskerk die enkele jaren eerder door Dobbe was gebouwd. Nadat de Congregatie het klooster in 1961 had verlaten, kwam er een dependance van de Binckhorst in (voor de opvoeding van gehandicapte kinderen. Later veranderde de naam in ´Verpleeghuis Meerwijck´ en werd het een dependance van Coudewater waar demente bejaarden werden verpleegd. Nadien stond het klooster jarenlang leeg, het verpauperde totdat het een bedrijfsbestemming kreeg. In 1990 bouwde de firma Pels & Van Leeuwen er kerkorgels. De orgelbouwer vertrok na ruim 10 jaar en in 2004 werden er wooneenheden in gerealiseerd. Het project werd ´Kloostertuynen´ genoemd. Het hoofdgebouw draagt nog de naam ´De Meerwijck´. In het BHIC2 vinden we in de procesdossiers uit 1873 dat de firma Dobbe-Van Pelt de heer B.H. Frooster daagt. De laatste was een aannemer uit Zwolle die veel marmer bij Dobbe bestelde. De correspondentie tussen de advocaten en beide hoofdpersonen duurde tot halverwege 1876. De maten van de bestelde hardstenen traptreden en schoorsteenmantels en gangfonteintjes werden per brief doorgegeven (met een schetsmatige tekening) en daar werd nogal eens op teruggekomen. Daardoor ontstond het geschil. Dobbe schrijft op 18 februari 1874 aan Frooster een brief waarin hij zich verontschuldigt met de woorden: ´En wanneer nu morgen mijne knechts de vastenavond vergeten hebben dan zullen wij met kracht aan het werk voortgaan´. (Hij was te laat met zijn levering aan Frooster omdat de eigenaar van de marmergroeve een maand te laat was met de verzending van het marmer. Het werk van een steenhouwer/architect vereiste veel administratieve en boekhoudkundige vaardigheden. Bij overlijden in de familie moest door de notaris een geheel van eigendommen en schulden worden opgemaakt en in het geval van H.C. Dobbe beliep dit in de tienduizenden gulden, toen Josehina Maria J. Dobbe op 15-10-1884 was overleden, zo blijkt uit de memories van successie. |
Noten | |
1. | Archief Congregatie Dochters van Maria en Jozef |
2. | Collectie Schlesinger toegang 361, inv.nr. 592 |
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 202